Header achtergrond
Header achtergrond

Teeltpacht niet (tijdig) geregistreerd bij de Grondkamer en dan? Het boek is nog niet dicht

08-09-2020

Aan het sluiten van teeltpachtovereenkomst conform de bepalingen in de pachttitel zijn voorwaarden verbonden. Zo moet een dergelijke overeenkomst binnen twee maanden na het aangaan geregistreerd worden bij de grondkamer. Gebeurt dit niet, dan wordt de overeenkomst aangemerkt als een reguliere overeenkomst. Zo heeft de pachtkamer van het hof Arnhem-Leeuwarden in 2019 beslist. De verpachter kon zich niet vinden in dit oordeel en heeft beroep in cassatie ingesteld.

Cassatie

In cassatie is door de verpachter onder meer geklaagd dat door het hof teveel waarde is gehecht aan het registratievereiste en dat het niet tijdig registreren van de overeenkomst niet tot gevolg heeft dat geen sprake zou zijn van een teeltpachtovereenkomst, wanneer de pachter door dat niet, althans niet tijdig, registreren in geen enkel belang wordt geschaad.

Conclusie in cassatie

Onlangs heeft de Advocaat-Generaal (AG) bij de Hoge Raad in de procedure geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep. In het merendeel van de cassatiezaken wordt het advies (conclusie) van de AG gevolgd.

Registratievereiste

In de conclusie verwijst de AG naar de ontstaansgeschiedenis van onder meer artikel 70f lid 1 Pachtwet (oud) (teeltpacht). Naar de mening van de AG heeft de wetgever de bedoeling gehad om het registratievereiste als bestaansvoorwaarde voor teeltpacht, voor zover ook aan de overige voorwaarden is voldaan, aan te merken. De tijdige registratie is door de wetgever van belang geacht, mede ter rechtvaardiging van de uitzondering op de pachtbescherming van de reguliere pacht.

Ook in de literatuur bestaat er geen twijfel over, is een teeltpachtovereenkomst niet tijdig ter registratie aangeboden, dan kan er van een teeltpachtovereenkomst geen sprake zijn. Niet tijdige inzending heeft tot gevolg dat de overeenkomst als een reguliere pachtovereenkomst heeft te gelden, niet alleen onder de Pachtwet (oud), maar ook onder de huidige bepalingen in artikel 7: 396 BW.

Eenmalige pacht?

Als partijen de bedoeling hebben gehad een teeltpachtovereenkomst te sluiten, is de overeenkomst, naar de mening van de AG, niet als eenmalige pachtovereenkomst aan te merken, wanneer niet aan de voorwaarden van teeltpacht is voldaan.

Tot slot

Hoe de Hoge Raad over deze zaak oordeelt, is nog niet bekend. Voor de praktijk niet onbelangrijk, aangezien er kennelijk toch niet altijd tot registratie wordt overgegaan bij teeltpacht. Dit kan, zoals is gebleken, vervelende gevolgen hebben. Naar verwachting zal medio november 2020 arrest volgen. Wordt dus vervolgd.

Laatste nieuws

  • Fiscus blijft te veel heffen in box 3, rechtsherstel niet voldoende Door Wijnkamp Keulers op 16-02-2023

    Ook na toepassing van rechtsherstel blijkt dat nog steeds te veel box 3 belasting wordt geheven. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden maakt korte metten met de aanslag, die ondanks het ontbreken van rendement, toch uitging van een fictieve (forfaitaire) opbrengst. Wij herhalen het nog maar eens ... als het werkelijke behaalde rendement lager is dan het forfaitair berekende inkomen, kan sprake zijn van een inbreuk op eigendomsrechten beschermd door het EVRM.

    Het Hof heeft vastgesteld dat bij de beoordeling van de feiten en omstandigheden, die maken of er sprake zou kunnen zijn van een individuele en buitengewone last moet worden uitgegaan van het inkomen, zoals dat in box 3 regelgeving is gedefinieerd, koerswinsten en -verliezen blijven dus buiten beschouwing, niettemin moet wel met de gehele financiële situatie rekening worden gehouden bij de beoordeling of er sprake is van interen op vermogen.

    In dit geval was er alleen sprake van een arbeidsongeschikheidsuitkering, beperkte woonlasten wegens geringe hypotheekschuld en een schenking. Bij een inkomen van ca € 20.000 en een vermogen van ca 1 mio was een aanslag van pakweg € 1.000 gerechtvaardigd, terwijl dat bij toepassing rechtsherstel nog ca € 4.750 was geweest. Uiteindelijk is er ten opzichte van de eerste aanslag ca € 15.000 minder geheven.

    Voor de bezwaarmakers over de jaren 2017, 2018 en latere jaren heeft de rechter dus actief rechtsherstel toegepast. Gezien het feit dat er ook na toepassing rechtsherstel door de Belastingdienst door de rechter (nader) rechtsherstel wordt geboden, is het uitermate verstandig om bezwaar tegen box 3 heffingen te (blijven) maken. Helaas is de Staatssecretaris te zuinig en moet de rechter de vinger aan de pols blijven houden.

    Voor diegenen, die geen bezwaar hebben gemaakt over 2017/2020, geldt dat het de moeite waard is om het traject van het alsnog claimen van rechtsherstel via de Belastingdienst te bewandelen. Hoewel naar wij verwachten de Minister zal volharden om in die gevallen niet terug te betalen is dit traject wenselijk om uiteindelijk de Staat te dagvaarden met als grondslag onrechtmatige daad en/of ongerechtvaardigde verrijking. Die laatste mogelijkheid zien wij als meest kansrijk. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat onder omstandigheden die heffing van box 3 op stelselniveau een inbreuk op het eigendomsrecht kan zijn. Bij dezelfde feiten kan het niet zo zijn dat het rechtsgevolg in het kader van de Europese rechten van de mens verschillend zou zijn voor diegenen die wel bezwaar hebben gemaakt en diegenen die geen bezwaar hebben gemaakt. Als de heffing in strijd is met EVRM dan is volgens artikel 94 Gw de Staat gehouden de toepassing van de wet achter te stellen bij het verdrag. Daarmee ontvalt de rechtsgrond voor de belastingheffing en dient de Staat terug te betalen wat ongerechtvaardigd is verkregen. Naast een ambtshalve verzoek tot rechtsherstel moet ook een vordering tot terugbetaling van de geïnde belasting worden gedaan bij de ontvanger.

    Voor meer informatie kunt u zich bij ons melden.

    Lees verder
  • Landbouwgrond in gebruik bij eigen landbouwbedrijf blijft fiscale aandacht vragen Door Wijnkamp Keulers op 24-01-2023

    De berichten over mogelijke beperkingen in de vrijheid om landbouwgrond te verkopen aan de beste koper overschaduwen de mogelijke afschaffing van de landbouwvrijstelling in de inkomstenbelasting. Naast de zorg over de inkomstenbelasting zijn er ook knelpunten in de overdrachtsbelasting. Voor boeren-eigenaren is een strategie met betrekking tot het handhaven van eigendoms- en fiscale rechten meer dan ooit noodzaak. Nu zullen wij aandacht besteden aan maatregelen, die een beperking of afschaffing van de landbouwvrijstelling minder nadelig doen zijn.

    De meeste landbouwers weten wel wat hun grond bij verkoop zou opleveren, althans wat de zogenaamde WEVAB is, dat is de waarde van landbouwgrond die gewoon landbouwgrond blijft. Herwaarderen tot die WEVAB is in meerdere opzichten van belang. Niet alleen is dan de waarde op de balans in overeenstemming met de feitelijke waarde, waardoor er minder boekwinst zal zijn en minder belasting verschuldigd zal zijn, ook wordt daarmee de waarde veel beter in beeld gebracht. Zou een overheids-voorkeursrecht of onteigening aan de orde zijn, dan zal bij een lagere waarde gemotiveerd moeten worden door de overheidsinstantie waarom niet tot de boekwaarde de schade wordt vergoed.

    Je kunt niet zomaar herwaarderen. Hoe dan ook is duidelijk dat jaarlijks de waarde aanpassen fiscaal niet is toegestaan. Er moet een aanleiding zijn. Dat kan zijn omdat er inbreng is in een BV of maatschap (met de kinderen), vooral als dat voor een paar procent is, waarbij de eigenaar grotendeels eigenaar blijft, is dat een werkbare methode. Er zijn er meer, maar alle komen erop neer dat als er een (gering) economisch belang al is dat toekomstige winst overgaat, dan mag er worden geherwaardeerd.

    Let op dat er geen overdrachtsbelasting verschuldigd wordt. De grond moet wel minstens 10 jaar agrarisch gebruikt blijven worden en de vrijstelling is beperkt tot cultuurgrond. Maak ook een apart dossier aan over, hoe u aan de waarde bent gekomen, dat kan vooral later van pas komen. U moet ook bij vrijstelling van overdrachtsbelasting toch aangifte doen. Herwaardering kan via de notaris, maar dat hoeft niet. Een simpele onderhandse akte voldoet, ook aangifte kan door een ieder worden gedaan.

    De agrarische sector wordt in het huidige politiek-maatschappelijk debat steeds meer in de verdrukking gebracht. Wees waakzaam en neem maatregelen om uw rechten en fiscale positie te beschermen. Helaas is afwachten niet de juiste optie.

    Lees verder
  • Belastingplannen 2023, ondernemers betalen meer Door Wijnkamp Keulers op 28-09-2022

    Tegen de achtergrond van de snel oplopende inflatie, die nog eens extra is aangejaagd door de Ukraine-energie crisis, lijkt de rijksbegroting al verouderd te zijn voordat het nieuwe begrotingsjaar is ingegaan. Inflatie 2,6% klinkt tegen de huidige achtergrond als een onbereikbaar ideaal, koopkrachtstijging bij 2,6 % inflatie, zoals volgens de Miljoenennota aan de orde is, is bij bijna 10% inflatie illusoir. De overheid heeft door inflatie en hogere energieprijzen veel meer (belasting)inkomsten, er is dus ruimte om te compenseren en na aanvankelijke aarzelingen, om de energie-transitie niet af te remmen, is het kabinet uiteindelijk te elfder ure, tegen heug en meug, toch overstag gegaan. Net zoals elders in Europa wordt de burger nu gecompenseerd. Niet meteen, niet allemaal en niet volledig, maar toch … de ondernemers echter staan jammer genoeg achteraan.

    De belastingplannen voor 2023 zijn niet aangepast en ademen in alles nog steeds de stand van zaken in het 1e/2e kwartaal van 2022 uit. Het had voor ondernemers erger kunnen zijn. Niettemin, voor ondernemers en vermogenden dreigt er nog wel wat nader in te vullen onheil. We gaan niet alles opsommen, we halen er enige onderdelen uit die voor ondernemers van belang kunnen zijn.

    Overweegt u een bedrijfsopvolging, maak dan wat haast. Er zijn nu gunstige regelingen, of dat zo blijft, is de vraag. Er gaan stemmen op om als er voldoende “vermogen” is geen vrijstellingen te verlenen voor IB en erfbelasting. Dat vermogen en vooral liquiditeit aftappen gevolgen kan hebben voor de continuïteit van een onderneming wordt in de politiek maar niet onderkend. Banken financieren nauwelijks meer, dat betekent dat een groter eigen vermogen noodzaak is. Als er bij de opvolging belasting moet worden afgerekend en er geen bancaire financiering mogelijk is, kan dat het einde van een bedrijf betekenen. Dat betekent dat opvolgers afhaken, het bedrijf bloedt al eerder langzaam dood.

    Het verhogen van het verplichte loon voor de DGA van 75% naar 100% in 2023 van het gebruikelijk loon is ook niet goed, ook dat betekent meer en eerder belasting betalen, dus uithollen van het ondernemingsvermogen.
    Voor start-ups en scale-ups geldt nu ook de gewone gebruikelijk loon-regeling. Daar komt het knelpunt bij voor medewerkers, die in aandelen meegroeien met hun bedrijf, een loonheffingsclaim dreigt over de aangegroeide meerwaarde van hun aandelen, het zogenaamd lucratief belang. Inflatie, loonsverhogingen en LH-claims belemmeren start- en scale-up ontwikkelingen. Als we in Nederland werkelijk dit soort ondernemingen willen stimuleren, dan moet er fiscaal toch een heel andere wind gaan waaien.

    Dat brengt mij op enige kritiek op de uitgangspunten van het kabinet te weten, fiscaal meer gelijkheid tussen werknemers en ambtenaren enerzijds en ondernemers anderzijds. Het is appels met peren vergelijken. De fiscale voordelen stimuleren ondernemerschap door de beschikbaarheid van eigen vermogen. Een ondernemer moet er altijd rekening mee houden dat hij vanuit eigen privévermogen geld in zijn onderneming zal moeten bijstorten, privévermogen is dus risicovermogen. Bij ambtenaren en werknemers is privévermogen voor consumptie of sparen, het hoeft nooit meer terug naar de werkgever en is dus geen risicovermogen. In Corona-tijd hebben doorbetaalde ambtenaren en werknemers hun geld kunnen oppotten, veel ondernemers hebben hun vermogen juist zien verdampen. De reserves zijn bij velen op, hoge energienota’s combineren met extra belastingheffing is niet slim, hopelijk onderkent men dat.

    Verder geeft de Miljoenennota 2023 vooral maatregelen aan in de tariefsfeer en afbouw van aftrekposten. We geven wat voorbeelden. De bijtelling eigen woning wordt weliswaar lager, echter ook de beperking van de aftrek van hypotheekrente gaat verder. Niet spectaculair, maar de aftrek is nu gemaximeerd tot een tarief van circa 37% voor hogere inkomens (ca € 73.000 belastbaar inkomen). Dat en de stijging van de overdrachtsbelasting naar 10,4% voor niet eigen woningen betekent dat de lasten in en rond (verhuur) woningen de laatste jaren flink zijn toegenomen. De door hogere OZB-waarde toegenomen lokale lasten hebben een flinke lastenverzwaring voor de middenklasse tot gevolg gehad.

    Voor zelfstandigen geldt dat de zelfstandigenaftrek wordt afgebouwd tot uiteindelijk € 900 in 2027. Dat en beperking van de MKB-winstvrijstelling is een aderlating, die ook ondernemers met een laag inkomen raakt.

    Box 2 voor DGA’s wijzigt significant vanaf 2024. Tot ca € 67.000 kan dividend worden uitgekeerd tegen in totaal 24,5% (26,9% in 2022). Boven de € 67.000 zou het 31% moeten worden. De VpB gaat omhoog boven de € 200.000 winst naar 25,8%. Voor het MKB valt daar wel mee te leven. Het lijkt erop dat met dividenduitkeringen belast tegen 24,5% tot pakweg € 67.000 met name oudere ondernemers zonder pensioen in staat worden gesteld om ca € 51.000 per jaar netto-inkomen uit de BV te halen voor hun levensonderhoud. Dat is een hoopvol begin, … hopelijk kan er nog wat meer ruimte worden gevonden en dat hoeft niet al te ingewikkeld te zijn.

    Lees verder
  • Box 3-aanslag 2017, 2018: geen bezwaar gemaakt, geen geld terug? Door Wijnkamp Keulers op 09-06-2022

    Op 20 mei jl. heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan over de situatie van belastingplichtigen, die geen bezwaar hebben gemaakt tegen de box 3-heffing en dus niet meelopen in de massaal bezwaarprocedure. In de pers is geconcludeerd, dat de Belastingdienst niet verplicht is teveel betaalde belasting terug te storten naar die groep. Dat is te kort door de bocht. Volgens de Hoge Raad is de Staatssecretaris van Financiën niet verplicht om via ambtshalve verminderingen aan de niet-bezwaarmakers rechtsherstel te verlenen. Dit oordeel is niet alleen terecht, maar was ook verwacht. De Hoge Raad heeft echter niet geoordeeld over de rechtsvraag of ook zonder een ambtshalve vermindering de Staat niet toch verplicht kan zijn om onrechtmatig geheven belasting terug te betalen.

    Compensatie voor bezwaarmakers
    Het is niet zo dat alle box 3-belasting aan bezwaarmakers over de jaren 2017 en 2018 zal worden terugbetaald. Degenen, die een werkelijk rendement hebben behaald groter dan 4% van hun totale vermogen, zullen niets terugkrijgen. Voor diegenen, die minder dan 4% rendement hebben behaald, wordt gekeken naar de verhouding spaargeld, overige bezittingen en schulden.

    Niet-bezwaarmakers
    De Hoge Raad heeft in het arrest van 20 mei jl. alleen beslist dat binnen het kader van het bestuursrecht op grond van de Wet IB 2001 en de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) de inspecteur niet verplicht is om een besluit te nemen tot een ambtshalve vermindering van de aanslag IB. Dit omdat sprake is van nieuwe jurisprudentie, die niet zou gelden voor reeds vaststaande aanslagen, tenzij dit door de Minister van Financiën alsnog wordt bepaald.

    Hiermee is de zaak wat ons betreft echter niet over. Alleen al om praktische redenen, de Staatssecretaris wil procedures voor de burgerlijke rechter voorkomen en heeft ook weinig zin in een situatie, waarbij voortaan elke belastingbetaler tegen elk jaar bezwaar zal maken in de hoop dat er vijf jaar na het indienen van de aangifte alsnog te veel geheven belasting zal worden gecompenseerd.

    Beroep op algemene beginselen van behoorlijk bestuur
    Feit is, dat met het kerstarrest is komen vast te staan, dat de box 3-wetgeving in strijd is met het eigendomsrecht en discriminatieverbod, zoals vastgelegd in het EVRM. Het zou, naar ons idee, onredelijk zijn om de heffing bij de groep niet-bezwaarmakers in stand te laten. De burger mag er immers op vertrouwen dat de wetgeving deugdelijk is en zo niet, dat een dergelijke tekortkoming wordt hersteld.

    Wat kan er nu worden gedaan?
    Controleer de aanslagen vanaf 2017: staan deze vast of zijn er nog mogelijkheden om de onherroepelijkheid van de aanslag ter discussie te stellen? Bijvoorbeeld loopt er nog een bezwaar inzake een box 1-post en kan daarin alsnog het box 3-element aan de orde worden gesteld. Dit kan bijvoorbeeld door de fiscale toerekening tussen fiscale partners (2.17 IB 2001) ter discussie te stellen.

    Ook wanneer sprake is van het voornemen van de Belastingdienst tot het opleggen van een navorderingsaanslag, is de aanslag IB over dat betreffende jaar nog niet onherroepelijk en is er, in beginsel, middels bezwaar tegen de navorderingsaanslag ook bezwaar tegen het box 3-element van de aanslag mogelijk.

    Overheid pleegde onrechtmatige daad.
    Als de Staatssecretaris volhardt in het niet bieden van rechtsherstel aan de groep niet-bezwaarmakers, dan is bij het ontbreken van een rechtsgang bij de bestuursrechter, de weg naar de civiele rechter open.

    Er is sprake van belastingheffing, waarvoor een wettelijke grondslag ontbreekt, door de strijd met het eigendomsrecht en discriminatieverbod. De Staat heeft onrechtmatig gehandeld en er zou alsdan sprake kunnen zijn van een vordering tot schadevergoeding bij de (gewone) civiele rechter. De te vorderen schade is de teveel betaalde box 3-heffing afgezet tegen de compensatie, die bezwaarmakers krijgen.

    Tot slot
    Gegeven het feit dat de zaak juridisch, naar verwachting, nog allerminst is beslist, is het aan te raden tegen aanslagen over de jaren na 2017, die nog openstaan en waartegen nog bezwaar mogelijk is, bezwaar te maken en anders een verzoek tot ambtshalve vermindering in te dienen. Voorts is het verstandig om voor het eind van dit jaar (in verband met de wettelijke termijn van vijf jaar) inzake IB 2017 een verzoek tot ambtshalve vermindering in te dienen.

    In de komende maanden zal er meer duidelijkheid komen, hetzij door collectieve procedures, hetzij door nadere berichtgeving van de Staatssecretaris. Wordt dus vervolgd.

    Lees verder
  • Box 3 … wat nu …? Door Wijnkamp Keulers op 10-05-2022

    Rond de kerst 2021 heeft de Hoge Raad de geldende wet- en regelgeving, die box 3 in de IB regelt, vanaf 2017 als onverbindend aangemerkt. Nadat eerder voor de jaren voorafgaand aan 2017 onder bepaalde omstandigheden in individuele gevallen de vaste box 3-heffing als een ongeoorloofde inbreuk op het eigendomsrecht werd aangemerkt, is inmiddels duidelijk dat het Ministerie van Financiën flink met de vingers tussen de deur zit. De Hoge Raad heeft namelijk ook geoordeeld dat rechtsherstel moet plaatsvinden, dus terugbetaling van onrechtmatig geheven belasting, dat levert forse uitvoeringsproblemen op en gaat een lieve duit kosten.

    Het lijkt erop dat degenen, die door de ondeugdelijke wetgeving in 2017 en daarna in de box 3-heffing zijn betrokken, de belasting op zijn minst gedeeltelijk zullen moeten terugkrijgen. De wetgeving van na 2016 was een poging tot reparatie van de positie van de kleine spaarder. De rechter had al veel eerder bepaald, dat belasting heffen over niet behaalde rendementen bij die groep inbreuk kon betekenen op eigendomsrechten. Dit speelt vooral bij spaarders. Dat oordeel blijft naast het "kerst oordeel" staan en geldt ook voor alle toekomstige wetgeving.

    De ondeugdelijke reparatie in de wetgeving van 2017 en latere jaren, resulteerde erin dat er bij een zekere grootte van vermogen een bepaalde mix tussen spaargeld en andere beleggingen in aanmerking werd genomen, spaargeld werd minder belast en andere beleggingen meer. Bij kleine vermogens werd zo bij fictie een laag rendement in aanmerking genomen en bij grotere vermogens bij fictie een hoger rendement, grotere vermogens werden meer dan evenredig belast, spaarders werden belast voor niet behaald rendement. Regelgeving, die aldus louter op basis van fictief inkomen belast, is te zeer in strijd met Europese mensenrechten, dat is nu zo en zal in de toekomst zo zijn.

    Voor IB 2017 en daarna is de inning opgeschort, diegenen, die teveel hebben betaald, worden gecompenseerd, al is onduidelijk wie en hoeveel. Volgens de Staatssecretaris moet er bezwaar zijn gemaakt, hij wacht op een nieuwe Hoge Raad uitspraak. Wij sluiten niet uit dat een poging tot teruggave van onterecht geheven belasting de moeite van het proberen waard kan zijn, ook al is er geen bezwaar gemaakt en dat geldt ook voor 2016 en eerder.

    Hoe nu verder, de belastingopbrengst kan niet gemist worden en velen menen dat vermogen (meer) belast moet worden en arbeidsinkomsten minder. Niettemin, er mag niet al te veel inbreuk op eigendomsrecht worden gemaakt, geen grote ongelijkheid zijn en er moet sprake zijn van "evenredigheid". Bijkomend probleem is dat lang niet al het vermogen van particulieren in box 3 wordt betrokken. Zo valt de eigen woning in box 1, is hypotheekrente aftrekbaar, vermogenswinst op de woning onbelast en een zeer lage bijtelling over de waarde. Eigen woning-eigenaren betalen meestal minder belasting op arbeidsinkomsten door de aftrekbare hypotheekrente. Een huurder heeft dat voordeel niet. Ondernemingsvermogen wordt ook niet in box 3 belast, maar in box 1 of bij BV's in de vennootschapsbelasting en uiteindelijk bij de aandeelhouders in box 2. Op de vermogenswinst in en van een BV is uiteindelijk bij de aandeelhouder ca 40% belasting verschuldigd.

    De vraag is nu, reparatie van het probleem of moet het gehele belastingstelsel op de schop? In pleidooien voor een ander belastingstelsel blijken nogal eens appels met peren in het kader van eigen belang te worden vergeleken. Jongeren vinden dat ouderen meer moeten worden belast, ouderen vinden dat ze al "genoeg" hebben betaald, "lost generation" en "boomers" staan tegenover elkaar en zo ook huurders en eigen woningbezitters.

    Een nieuw stelsel is daarom nog niet zo makkelijk te realiseren. Misschien is het slimmer om eerst nu box 3 te repareren. Heffen op basis van meer realistische forfaits of daadwerkelijk behaald rendement is een mogelijkheid, ook een vermogensbelasting is een mogelijkheid. De Hoge Raad heeft niet een vermogens(rendements)belasting op basis van ficties uitgesloten. Het gaat er slechts om dat niet uitsluitend op basis van ficties wordt belast.

    De politiek moet zich maar buigen over hoe en in welke mate welk vermogen of rendement bij wie, meer of minder belast moet worden. De burgerrechten serieus nemen deze keer is wel aan te bevelen, want wetgeving, die daar geen rekening mee houdt, blijkt te kunnen sneuvelen met alle financiële gevolgen van dien.

    Lees verder
Follow us
email
twitter
facebook