Header achtergrond
Header achtergrond

Hoge Raad opent deur voor vrijstelling van box 3 heffing, maak bezwaar!

10-07-2019

De Hoge Raad heeft op 14 juni 2019 beslist dat een belastingplichtige, die een buitensporig zware last ondervindt van box 3 (vermogensrendements) heffingen op spaargeld en beleggingen, met succes een beroep kan doen op de verdragsbescherming in het EVRM van eigendom. Dit kan betekenen dat de aanslag met box 3 heffing wordt vernietigd. Er moet wel worden aangetoond dat de belasting een "buitensporig zware last" is voor een belastingplichtige. Dat zal niet zo snel aan de orde zijn, niettemin gaat deze beoordeling verder dan alleen het in aanmerking nemen van de jaarlijkse inkomsten uit box 2 en box 1. Naar onze visie zouden diegenen die voor hun levensonderhoud afhankelijk zijn van opgespaard vermogen bij uitholling van het vermogen door belastingheffing wel eens een buitensporige last kunnen ondervinden. Daarbij speelt een rol dat box 3 niet een vermogensbelasting is, maar een vermogensrendementsheffing. Het loont de moeite om die discussie met de fiscus nog maar eens aan te gaan, dat kan in de vorm van bezwaar tegen de aanslag IB, ook al zou die volgens de eigen aangifte worden of zijn opgelegd. Ook diegene die in het collectief bezwaar zijn opgenomen moeten opletten, daar blijft ruimte voor een individuele beoordeling, vul indien nodig het bezwaar IB 2013 en 2014 aan op dit punt.

Wet an sich kan niet worden getoetst door de Hoge Raad

Hoewel de Hoge Raad (HR) de box 3 bepalingen in de wet IB om formele redenen niet terzijde kan stellen (de HR kan de wetgever niet corrigeren) en dus de procedures door de appellanten zijn verloren, is de boodschap van de HR onmiskenbaar. De toepassing van de wet op de belastingplichtige kan desgevraagd wel worden getoetst door de rechter.

Rendement spaarrekening kan uitgangspunt zijn

Van een belastingplichtige kan niet worden verlangd, dat hij risicovol belegt in aandelen e.d. op straffe van uitholling van zijn vermogen door de fiscus. Met andere woorden het argument van de minister dat iedereen gemakkelijk 4% rendement kan halen, mits je maar zo slim was en bent om met meer risico te lopen door in aandelen en dergelijke te beleggen, vindt geen steun bij de Hoge Raad. Spaargeld kan best de benchmark zijn en is wel degelijk het uitgangspunt bij de bepaling of de vastgestelde rendementen haalbaar zijn. Dat blijkt in 2013 en 2014 niet het geval geweest te zijn, aldus de HR.

Veeg uit de pan

Het oordeel van de HR is een veeg uit de pan voor de Tweede Kamer, Regering en vooral het Ministerie van Financiën. Opmerkelijk is dat de Hoge Raad ondanks het afwijzen van het beroep toch zijn overwegingen kenbaar maakt. Dat is uitzonderlijk want in de meeste gevallen worden cassatieberoepen vrijwel ongemotiveerd afgewezen. Het oordeel van de Hoge Raad geeft aan dat de overheid de burgerrechten inzake bescherming van eigendom bij belasting heffen serieus moet gaan nemen. Belasting heffen op basis van ficties heeft zijn grenzen, als het op onteigening gaat lijken, is dat een brug te ver. Bij nader bestuderen van het arrest blijkt dat de Hoge Raad aldus de Belastingdienst een huiswerkopdracht meegeeft, die een fikse werklast voor de fiscus kan gaan opleveren.

Pyrrusoverwinning fiscus

De Hoge Raad zet dus, hoewel de procedures door de belastingplichtigen zijn verloren, in zijn motivering de deur wijd open voor iedere belastingplichtige om met kans op succes bezwaar te maken en zijn individuele positie ter beoordeling voor te leggen. Dat geldt dus ook voor de bezwaren, die nu lopen over 2013 en 2014, deze arresten (er waren zes proefprocedures in het kader van massaal bezwaar) betekenen dus niet "einde verhaal", ga dus niet akkoord met een afwijzing van de inspecteur op basis van deze arresten. De al gemaakte bezwaren zullen wel moeten worden aangevuld en ook nieuwe bezwaren zullen inhoudelijk goed gemotiveerd moeten zijn. Dat moet op basis van feiten en omstandigheden, die een belastingplichtige zelve aangaan. Het gaat er dus om dat ieder voor zich in zijn geval aantoont dat sprake is van een buitensporig zware last. De vraag is wat onder een "buitensporig zware last" moet worden verstaan, hoe dan ook is dat voor iedereen verschillend. Je zou denken dat dit bij vermogende, dus "rijke" mensen niet zo snel aan de orde is. De Hoge Raad lijkt aan de hand van de inkomsten uit andere bronnen in een bepaald jaar te willen beoordelen.

Niettemin gaat het mogelijk toch verder dan de jaarlijkse inkomsten. Houd in de gaten dat box 3 geen vermogensbelasting is, maar een rendementsheffing, we belasten dus niet de bron van inkomen maar genormeerd rendement op vermogen. Waar in de Wet IB 1964 alleen inkomen uit vermogen werd belast wordt nu, wet IB 2001, vermogensrendement belast, dus inkomen en waardevermeerdering tezamen. Die tezamen worden op 4% van de waarde van het vermogen op 1 januari van het jaar bepaald.

Vermogen met een doel, buitensporige last

Als sprake is van vermogen met een doel, bijvoorbeeld pensioen of lijfrenteuitkeringen of om in levensonderhoud te voorzien, bijvoorbeeld na het toegebracht zijn van letsel, dan zou de instandhouding van dit vermogen mede worden bepaald door sterftekansen, (reken)rente en eventuele kostenopslagen om van indexeringen nog maar te zwijgen. Er gloort dan een bekende discussie, …, juist ja ..., de discussie over werknemerspensioenen.

Vermogensrendement
Als rendement zou bestaan uit rente en vermogenswinst, dan is de vraag wat er moet gebeuren bij negatief rendement. Zou niet sprake kunnen zijn van een "buitensporig zware last" als het vermogen niet (meer) voldoende is, om het doel te kunnen vervullen waarvoor het vermogen in stand gehouden moet worden.

Stel nu, dat iemand die geen of onvoldoende pensioen heeft en na zijn werkzaam leven zal moeten leven van zijn vermogen en pakweg 48 jaar is, en hij heeft € 500.000 gespaard o.i.d. Wat zou daar dan van over zijn als hij op 68-jarige leeftijd AOW krijgt. Alsdan zou de combinatie geen rente, inflatie en 1,34 % - 1,68% bij vermogens boven pakweg € 160.000 tot een uitholling leiden van ca 1% per jaar. Bij een vermogen van € 500.000 bedraagt de uitholling € 140.000 door het inmiddels progressieve tarief in box 3, dit alles bij ca 2% inflatie per jaar gedurende de 20 jaar.

Om deze uitholling op te vangen moet dus 1% van € 500.000 dus € 5.000 extra worden gespaard van het netto-inkomen om de vermogensachteruitgang te stoppen. Let wel, voor die € 5.000 extra sparen moet eerst bruto-inkomen worden verdiend en voorts wordt de besparing ook nog weer extra belast in box 3. Dit alles zou bij een vermogen op 48-jarige leeftijd een cumulatieve "rekenrente" opleveren van 3,34% - 3,68% per jaar en wel het eerste jaar bij € 500.000 ca 3,5% ofwel € 17.500 van het netto- inkomen.

Dit is maar een ruw rekenvoorbeeld, er zijn complexere denkbaar. Niettemin is duidelijk dat sparen met als doel het vormen of in standhouden van vermogen als appel voor de dorst erg duur is geworden. Het was al duidelijk dat het kapitaaldekking-stelsel van onze werknemerspensioenen achterhaald is, en daar is bovendien nog sprake van uitgestelde belastingheffing. Niet het vermogen (aanspraak) wordt belast, maar de uitkering en voorts is er beperkte heffing van VpB op de rendementen. In vergelijking tot particulier box 3-vermogen rendeert pensioenkapitaal nagenoeg bruto, terwijl bij particulier vermogen de rendementsgrondslag jaarlijks vermindert.

Hoge Raad … buitensporige last kan betekenen dat box 3 heffing moet worden verminderd

Als inflatie en box 3 vermogen uithollen, zoals nu al jaren het geval is, dan zou de instandhouding van vermogen met 0% rente na cumulatieve jaarlijkse belastingheffing en inflatie mede de benchmark moeten kunnen zijn voor "buitensporige last".

Als de Hoge Raad dan ook nog zou meegaan met de afweging dat vermogensopbouw met een vergelijkbare systematiek als bij opbouw van pensioen en lijfrente, noodzakelijk is voor diegenen die niet via arbeid in dienstbetrekking via de werkgever pensioen kunnen opbouwen, dan zijn de rapen voor het Ministerie van Financiën gaar. Het gevaar voor de schatkist dreigt dat de pensioendiscussie en uitstel van AOW en lage bejaardentarieven in de IB, via de toets "buitensporig zware last" ertoe kunnen leiden dat vermogen met als doel "levensonderhoud" voor de oude dag pas kan worden belast als er een normaal noodzakelijk rendement is gehaald met inachtneming van sterftekansen, positie partner en rekenrente. Kortom het vermogen wordt dan tegenover behoefte (te vergelijken met de verplichting van een pensioenuitvoerder of lijfrenteverzekeraar) geplaatst.

Daarmee zou het Ministerie van Financiën het eigen argument dat verlaging van AOW en uitstel van het bejaardentarief in de IB noodzakelijk is om de vergrijzing betaalbaar te houden als een boomerang terug zien komen.

* Overigens kennen we nu al voor bepaalde vermogensbestanddelen lagere rendementsgrondslagen. Zo wordt voor regulier verpachte landbouwgrond slechts 50% (recent verhoogd naar 60%) van de waarde in onverpachte staat aangehouden als grondslag, dit omdat bij verpachting sprake is van onder rendement doordat maximale pacht op basis van normen met een wettelijke grondslag is vastgesteld. Deze regeling is in feite in strijd met doel en strekking van de wet IB 2001, omdat niet alleen naar de inkomsten moet worden gekeken maar ook naar de waardestijging van de (verpachte) grond. Anders dan bij vermogen dat liquide wordt gehouden is landbouwgrond sterk in waarde gestegen sinds 2001.

Teleurstelling niet terecht

In de media en vooral de kranten overheerst de teleurstelling over de uitkomst van de arresten van de Hoge Raad, dat lijkt mij niet terecht. Voor de creatieve fiscalist valt er bij de aangifte IB heel wat te winnen als het vinkje wordt aangekruist dat over box 3 een expliciet standpunt wordt gevraagd en/of er bezwaar wordt gemaakt en wordt gesteld dat de vermogensuitholling te veel lasten met zich meebrengt. Als de inspecteur negatief oordeelt of zich al te makkelijk vanaf maakt, dan zijn er kansen bij de rechter. Goed motiveren en goed duidelijk maken dat het in dit geval toch "echt" een buitensporige zware last oplevert, is nodig, weliswaar niet makkelijk, maar geenszins een kansloze exercitie. Kortom, wij verwachten veel discussie met de inspecteurs over box 3, dat worden dus flinke vertragingen voor de fiscus bij de aanslagregeling, die zal daar niet blij mee zijn.

Tot slot

Enig leedvermaak ten opzichte van het Ministerie van Financiën is niet te onderdrukken, boontje komt om zijn loontje. Slechte onrechtvaardige wetgeving leidt tot weerstand. Dit is het enige verzet dat ouderen, zelfstandigen en diegenen die moeten leven van vermogen kunnen bieden tegen te hoge belastingdruk. De tariefverandering, die onlangs door verandering in de wet IB tot stand is gebracht, was halfhartig en is onvoldoende. Ik heb geen medelijden met de forse werklast die voor de fiscus ontstaat, het Ministerie van Financiën had al lang met iets anders moeten komen.
"Frappez … frappez" lijkt de enige mogelijkheid te zijn om Den Haag tot verandering van inzicht te brengen. Het is jammer dat het niet anders blijkt te kunnen, deze Hoge Raad uitspraken helpen niettemin.~~

Laatste nieuws

  • Net sluit zich om box 3-ontwijkers, per 2025 einde aan mogelijkheden van een open fonds voor gemene rekening (FGR) Door Wijnkamp Keulers op 23-04-2024

    De keuze om in plaats van de vaste box 3 belastingheffing het min of meer werkelijk rendement te laten belasten via een open fonds voor gemene rekening (FGR) is met ingang van 1 januari 2025 verleden tijd. Vooral familiefondsen worden getroffen en niet alleen de toekomstige box 3-heffing is een punt, er zal ook nog eerst per 31 december 2024 moeten worden afgerekend over stille reserves. Omdat de FGR vanaf 1 januari 2025 niet meer zelf belastingplichtig is, maar via fiscale transparantie de achterliggende deelnemers rechtstreeks zullen worden belast, wordt de stakingswinst bij de FGR belast en wordt er ook nog eens box 2 AB winst bij de deelnemers in aanmerking genomen. De belastingdruk kan oplopen tot ca 49% per 1 januari 2025. Voor lagere bedragen, ca € 200.000 stakingswinst en tot € 67.000 (€ 134.000 voor fiscale partners) is de druk wat lager, maar nog steeds meer dan 40%. Er zal vanaf 2025 voldoende cash moeten zijn om de belasting te kunnen betalen, begroten en plannen is aan te bevelen, zo denken wij. Er is wel voorzien in betalingsregelingen, maar dan moet er zekerheid worden verschaft, dus of dat veel zin heeft valt te bezien.

    Ook de mogelijkheid om vermogen in een Vrijgestelde Beleggingsinstelling (VBI) onder te brengen wordt minder, dat kan alleen nog bij beleggingsinstellingen, die een vergunning hebben en onder AFM-toezicht staan. Bij vermogen in NV's en BV's blijft wel het VpB-regiem gelden, de gecombineerde belastingdruk van AB box 2 en VpB in combinatie met het ontbreken van ondernemingsfaciliteiten bij beleggingen (geen BOR, geen HIR etc.) maakt dit niet zonder meer een bruikbaar alternatief, want een BV of NV in de benen houden is toch een stap verder dan een FGR. Ook de open CV met als doel box 3 vermijden is einde verhaal, ook daar moet worden afgerekend, tenzij het aandeel in de CV al onderdeel was van box 3-vermogen. Bij een CV, die een onderneming, maatschap en Vof exploiteert, verandert er in beginsel niks, die waren al fiscaal transparant en winst werd al bij de vennoten in aanmerking genomen.

    De fiscale transparantie heeft werking naar de overdrachtsbelasting, tenzij er sprake is van handelen waarbij een economisch belang overgaat op een derde. Omdat "verkrijging" het belastbaar feit oplevert, heeft het louter wijzigen van het fiscaal regiem geen gevolg, kijk niettemin uit met wijzigingen in verhoudingen tussen de deelgenoten, 10,4% heffing is niet fijn.

    De komende herzieningen van de belastingwetgeving hebben niet alleen het meer belasten van vermogen op basis van werkelijk behaald rendement tot doel, ook het verschil tussen VpB box 2 en box 3 wordt verminderd. Daarnaast worden ondernemers en werknemers steeds meer gelijk behandeld … met een opwaartse trend in de belastingdruk … voor ondernemers en vermogenden. Oudere - en ex-ondernemers, vooral diegenen zonder pensioenregeling, die dachten van hun belegd vermogen rustig te kunnen gaan leven, moeten zich heroriënteren. En niet alleen zij, voor alle vermogenden, die box 3 hebben willen vermijden via FGR, open CV en VBI, is er een nieuwe realiteit vanaf 2025.

    Lees verder
  • Landbouwvrijstelling opnieuw roep om afschaffing Door Wijnkamp Keulers op 08-04-2024

    Naar aanleiding van de mogelijke invoering van een vermogenswinstbelasting in een herziene regeling van box 3 staat nu ook weer de landbouwvrijstelling ter discussie voor ondernemers. Landbouwers, die hun grond nog niet hebben geherwaardeerd, doen er goed aan om hun fiscale positie opnieuw te beoordelen.

    Onder het motto dat een verslechtering van de fiscale positie van verpachters naast die van ondernemers-landbouwers ook een gelijke behandeling is, dreigt een aanzienlijke extra IB-claim. Dat zal landbouwers, die vrijwillig willen stoppen, niet stimuleren. Ook zal bij onteigening en daarop lijkende stakingsregelingen de overheid belastingschade moeten gaan vergoeden, zo lijkt het.

    Of de wetgever zich dit allemaal realiseert is de vraag… overigens dit geldt voor meer regelingen, die ten nadele van ondernemers zijn ingevoerd. In Den Haag is men zo langzamerhand zo vervreemd van ondernemers en het platteland dat valt te vrezen voor weer een lastenverzwaring.

    Lees verder
  • Inkomstenbelasting op box 3 vermogen blijft te hoog, maak bezwaar … Door Wijnkamp Keulers op 22-02-2024

    Nadat de box 3 heffing door de Hoge Raad op 24 december 2021 in strijd met burgerrechten werd geacht en de Hoge Raad de Staat gebood rechtsherstel toe te passen, spitst de tegenstelling tussen fiscus en burgers zich toe op twee aspecten. Moeten ook niet bezwaarmakers worden gecompenseerd en is het door de staatssecretaris geboden rechtsherstel voldoende?

    Het eerste punt loopt nog steeds, het ministerie ligt dwars, de rechter is wederom aan zet. Omdat geprocedeerd wordt binnen de kaders van het bestuursrecht zijn de kansen op succes klein.

    Op het laatste punt heeft ook ons kantoor een procedure gevoerd, bij het Hof is inmiddels het gelijk aan de kant van onze cliënt gebleken. De staatssecretaris ging in cassatie en inmiddels is in onze zaak en nog een paar andere het advies van de advocaat generaal gepubliceerd. Advocaat Generaal Pauwels concludeert tot afwijzing van het cassatieberoep, onze cliënt krijgt dus gelijk. AG Pauwels geeft bovendien de Hoge Raad in overweging uit te werken wat dat rechtsherstel moet inhouden.

    De AG geeft aan dat ook de lagere heffing, die over 2017 tot en met 2021 is opgelegd, onder meer aan diegenen, die bezwaar maakten, opnieuw en nog steeds moet worden getoetst aan het werkelijk behaalde rendement. Als het herstelbesluit, waarop de herziene heffing is gebaseerd, opnieuw leidt tot een fictief rendement dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement, dan is ook het herstelbesluit evenals de oorspronkelijke box 3-heffing in de wet IB onverenigbaar met het EVRM.

    Wat moet worden verstaan onder “werkelijk behaald rendement” is echter niet duidelijk. Vallen koerswinsten of andere waardeveranderingen “op papier” eronder, moet worden gecorrigeerd voor de inflatie, moet het gaan om al het vermogen of moeten vastgoed, aandelen en spaartegoeden worden onderscheiden. Ook is er wat ons betreft de vraag of het doel van het vermogen een rol speelt, met andere woorden, mensen die vermogen aanhouden, omdat ze geen pensioen hebben, hebben die geen recht op (extra) bescherming van het EVRM, omdat de verplichtingen nu eenmaal toenemen bij inflatie en bij pensioenfondsen pensioenverplichtingen wel worden vastgesteld met oprenting en dergelijke.

    Box 3 was al een nachtmerrie voor het Ministerie van Financiën, de problemen zijn niet opgelost met de huidige aanpassingen, als de Hoge Raad tenminste het advies van de AG volgt. Bovendien blijft het Ministerie maar wrijven in de vlek. Eerst hebben zij in 2016 de regeling van massaal bezwaar beperkt. Voorheen gold rechtsherstel ook voor niet bezwaarmakers als het massaal bezwaar werd toegewezen. Sindsdien alleen voor bezwaarmakers. Men zag kennelijk het onheil over box 3 aankomen en wilde de schade beperken. Er is massaal bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB voor box 3. Dat massaal bezwaar zal in de toekomst niet minder worden, met alle gevolgen voor de belastinginning van dien.

    Want een ieder, die meent in box 3 te worden belast (al dan niet op onderdelen van het vermogen) via vastgesteld rendement, dat hoger is dan het daadwerkelijke rendement, doet er goed aan bezwaar te maken. De behandeling van niet-bezwaarmakers door het Ministerie van Financiën en weigeren om teveel geïnde belasting terug te betalen, is wat ons betreft eens maar nooit weer.

    De lopende procedures en de actieve rol die de AG vraagt van de Hoge Raad geven aan dat de Staatssecretaris van Financiën nog steeds niet voldoende acteert… het roer moet om en men verzuimt dat. In plaats van regelgeving, die vooral was gericht op het beperken van het moeten terug betalen van onrechtmatig geïnde belasting, had men regelgeving moeten maken die rechtmatig is voor alle benadeelden. Dat nu de Hoge Raad opnieuw eraan te pas moet komen om het onvermogen van bestuur en wetgever te repareren is eigenlijk opmerkelijk. Want een scheidsrechter die bij ontevredenheid over regels wordt gevraagd om dan zelf maar betere regels te maken loopt het risico dat lang niet alle deelnemers hem onafhankelijk zullen blijven vinden. Wetgever is wetgever, bestuur is bestuur en rechter is rechter. Ik ben benieuwd wat de Hoge Raad gaat beslissen.

    Lees verder
  • Belastingheffing en nieuw kabinet … oude Tweede Kamer regeert door … Door Wijnkamp Keulers op 13-12-2023

    In de nacht van 26 oktober 2023 heeft de oude Tweede Kamer een groot aantal amendementen aangenomen op fiscale wetgeving, waaronder het belastingplan 2024. Er is sprake van forse lastenverhoging voor middengroepen en vooral het MKB, die ver in de toekomst doorwerken. We geven wat voorbeelden. De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers wordt ingeperkt, in de geldende vijf jaars-periode wordt het tarief van 30% (1e 20 maanden) afgebouwd naar 20% (2e 20 maanden), naar 10% voor de laatste 20 maanden. Dat betekent dat deze werknemers in Nederland netto veel minder overhouden dan in het ons omringende buitenland. Indiërs, Amerikanen, Engelsen, Oost Europeanen en noem verder maar op gaan echt niet voor Nederland kiezen met deze maatregelen. Ook, vooral Amerikaanse en Britse, aandeelhouders of shadow-bankers gaan hun geld elders in Europa of de VS investeren. De VS haalt, in tegenstelling tot Nederland dat bedrijven de grens over jaagt, deze bedrijven met subsidies en lagere belastingen juist terug. Dat gaan we in Europa en vooral Nederland merken.

    De Tweede Kamer heeft zichzelf inmiddels wijs gemaakt dat DGA’s eigenlijk geen ondernemers zijn, maar als werknemers belast moeten worden. De oppot- en weerstandfunctie van eigen vermogen, vooral belangrijk nu banken weigeren het MKB te financieren en nu beleggers extra worden belast, is niet in aanmerking genomen. Men wil reserves afromen door belastingverhogingen. CDA en VVD zijn er niet meer voor de ondernemers en dat is te merken.

    Voor de DGA heeft de Tweede Kamer nog even snel het kunnen lenen bij de eigen BV extra beperkt. Een DGA, die in 2023 zijn eigen woning met een eerste hypotheek bij de bank heeft gefinancierd en daarop aan het aflossen is en de rest via zijn eigen BV financierde, vist nu achter het net als de bank geen toestemming geeft voor een tweede hypotheek en er per 31 december 2023 meer dan € 700.000 in totaal is geleend. Dat is natuurlijk een hoog bedrag maar alles telt mee, leningen voor kinderen voor hun (studenten)woning, leningen die opvolgers zijn aangegaan om erfbelasting te financieren of een echtscheiding te kunnen financieren, alles telt mee.

    Op 26 oktober jl. is het maximum per 31 december 2024 plotsklaps € 500.000 geworden. Voor leningen uit de eigen BV voor eigen woningen, die voor 2023 zijn gebouwd of verkregen en als de leningen behoorlijk zijn geregeld, geldt dit allemaal niet, hoewel … de Tweede Kamer is behoorlijk losgeslagen, je weet maar nooit wat ze volgend jaar weer verzinnen. DGA’s die boven de € 700.000 met hun rekening-courantschuld en leningen zitten, doen er goed aan dividend uit te keren, het tarief is nu nog 26,9%, dat wordt 33%, zij het dat € 67.000 tegen 24,5% mag worden uitgekeerd. De dividenduitkering telt wel mee voor de inkomensafhankelijke heffingskorting en andere regelingen. Regel nu niet teveel via de kinderen: leningen uit de BV aan de kinderen worden bij de DGA in aanmerking genomen.

    Voor de beleggers in panden is er in 2023 nog gewoon een vast rendement van (voorlopig) 6,17% waarmee wordt gerekend, het tarief stijgt naar 32%, zodat bijna 2% belasting moet worden betaald boven de vrijstelling van (meestal tweemaal) € 57.000. Vanaf 2027 gaat er mogelijk een vermogenswinstbelasting gelden, maar daarover in een later stadium meer. Spaarders zijn nu beter af, het is dus puur fiscaal gezien het beste om waar mogelijk op 1 januari 2024 zoveel mogelijk in spaargeld te hebben.

    Op dit moment wordt onder meer het Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer behandeld. Of de Eerste Kamer met een grote BBB-fractie en een afwezige NSC-fractie nog veel zal willen tegenhouden is de vraag.

    Al met al een heftig 2023. Door de staat van ’s Rijks kas en de “state of mind” van onze Tweede Kamer zal het er de komende jaren voor de middenklasse en dan vooral ouderen en ondernemers niet beter op worden. Zet u maar schrap …

    Lees verder
  • Hoe om te gaan met minderwaarde gebouwen veehouderij door milieumaatregelen? Door Wijnkamp Keulers op 23-10-2023

    Tegen de achtergrond van de beëindigingsregelingen voor de veehouderij (LBV en LBV +) is er een aantal fiscale issues geadresseerd door Belastingdienst en landbouwaccountants. De richtlijnen in de vorm van vraag en antwoord geven niet zozeer nieuwe regels, het is meer dat de bestaande regels worden geplaatst tegenover de verliezen, die ontstaan doordat landbouwbedrijven verplichtingen opgelegd krijgen door maatregelen inzake natuur en milieu, volksgezondheid en ruimtelijke ordening. De minderwaarde van de kapitaalgoederen moet worden verwerkt, de fiscus zal een deel van het verlies moeten dragen. Omdat lang niet vanzelfsprekend is, dat alle landbouwaccountants raad weten met de optredende verliezen, ook daar is er gebrek aan agrarische kennis, geven wij u wat handvatten. Let op … de handvatten zijn niet zonder meer toe te passen, raadpleeg een goede agro-fiscalist voor specifiek advies, dat kan wat ons betreft in samenspraak met uw eigen accountant of boekhouder.

    Minderwaarde bedrijfsgebouwen:
    Als er een productiebeperking of productieverbod van kracht wordt, dan verliest een bedrijfsgebouw in beginsel "bedrijfswaarde", omdat door de mindere economische levensduur er onvoldoende opbrengst is om rente, afschrijving en onderhoud volledig te dekken. Voor de hand zou liggen om de afschrijvingen te corrigeren, dus meer en eerder afschrijven over de resterende jaren. Dat is echter niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik. In het meest recent openstaande jaar in een keer de boekwaarde verminderen is een betere optie. De Belastingdienst is naar ons oordeel gehouden om mee te werken aan een behoorlijke regeling van het fiscaal (progressie)nadeel, dat kan ontstaan als een last in één inhaaljaar moet worden genomen, maar betrekking heeft op meerdere achterliggende jaren. Als sprake is van restwaarde 0 van gebouwen in eigen gebruik, maar de gebruiksduur niet verandert, dan blijft de afschrijving gelijk en conform het artikel inzake de bodemwaarde van artikel 3.30a wet IB, ook dan kan afwaardering naar lagere bedrijfswaarde plaatsvinden. Een praktische oplossing is dan dat de afwaardering wordt uitgesmeerd over de levensduur, de verstreken jaren worden ingehaald, de toekomstige jaren worden jaarlijks naar evenredigheid als last genomen.

    LBV en LBV+, vergoedingen:
    Het onderscheid tussen een vergoeding van vermogensschade of vergoeding van inkomensschade is voor het fiscaal gevolg belangrijk. Ook het onderscheid tussen bedrijfsmiddelen en andere activa is van groot belang. Bij het verplicht slopen van gebouwen voor veehouderij is de sloopkostenvergoeding te onderscheiden van vergoeding (gefaseerd) voor het verlies van productierechten. Omdat productierechten als een bedrijfsmiddel worden beschouwd, kan deze vermogensschadevergoeding worden ondergebracht in een HIR. Er dient per geval te worden bezien of en hoe de bedrijfswaarde van de gebouwen zich ontwikkelt ten opzichte van de vermogensschadevergoeding, soms kan de last eerder worden genomen dan dat de vergoeding tot de winst moet worden gerekend. Aftrek tegen een hoog tarief en belasten tegen laag tarief kan een kwestie van goed plannen zijn, zo ook tijdig oprichten van een BV.

    Voor sloopkosten kan een voorziening worden gevormd, let op dat de sloopkosten niet al te makkelijk door de Belastingdienst worden geacht meerwaarde van (onder)grond op te leveren. Let ook op BTW-correcties, bij sloop in beginsel geen herziening, bij overbrengen naar privé of verkoop aan een derde mogelijk wel herziening. Omdat bij sloop geen herziening aanwezig wordt geacht, zijn de sloopkosten in beginsel ex BTW ten laste van het resultaat te brengen en is de in rekening gebrachte BTW aftrekbaar.

    Lees verder
Follow us
email
twitter
facebook