Header achtergrond
Header achtergrond

Teveel box 3 IB bij verpachters, is er een oplossing zonder dat de pachter de rekening betaalt?

15-09-2021

Tezamen met de discussie over de houdbaarheid van de belastingheffing over spaargeld zonder rente-inkomsten is er door particuliere verpachters geageerd tegen de heffing in box 3 over de waarde van verpachte landbouwgrond. De pacht en waardeontwikkeling van reguliere verpachte landbouwgrond kunnen de inkomstenbelasting bij particuliere verpachters niet dragen. Verpachters pleiten voor hogere pacht of voor minder belasting betalen door een lagere waarde van de grond in aanmerking te nemen of een vrijstelling. De BLHB maakt zich zorgen over afname van (reguliere) pachtareaal, een hogere pacht ter compensatie van belastingdruk bij verpachters is echter geen oplossing. De BLHB lijkt belastingverlaging bij verpachters te willen ondersteunen, uiteraard om betaalbaar (regulier) pacht areaal te behouden. Lagere grondwaarden en vrijstelling zijn echter in fiscaal opzicht nauwelijks haalbare opties zolang van de marktwaarde moet worden uitgegaan. In aanmerking nemen van lagere grondwaarde kan op langere termijn nadelig uitpakken. Verpachters kunnen ook een beroep doen op het aanwezig zijn van een buitensporige last die hun eigendomsrechten aantast. Box 3 heffing moet dan wijken.

Keuze box 1 of box 2
Particuliere verpachters kunnen kiezen voor box 1 of box 2 in plaats van box 3, hoewel wetswijziging aanstaande is. Vrijstelling van heffing in box 3 ligt gegeven de stand van 's-lands financiën niet voor de hand, er zal eerder meer dan minder vermogensbelasting moeten binnenkomen. Het verlaten van de hogere marktwaarde (normen) voor een waarde (ca € 25.000/ha) die rekening houdt met onder-rendement van landbouwgrond is op basis van de huidige fiscale regels niet haalbaar. Is de marktwaarde (normen) niet zo duidelijk dan zou die € 25.000 voorzien van onderbouwing natuurlijk wel in de aangifte kunnen IB worden opgevoerd.

Hoge waarde lage inkomsten
Een lagere waarde opvoeren lijkt weinig kansrijk binnen de huidige wettelijke regeling. Box 3 gaat uit van een vrije marktwaarde voor bezittingen en die is voor verpachte gronden hoger dan de geschatte € 25.000/ha rendementswaarde. Vervolgens wordt er een fictief rendement van 4% en hoger in aanmerking genomen. Dat rendement is niet alleen inkomen maar ook geschatte waardestijging van het vermogen. Ter bepaling van de marktwaarde kijkt de rechter naar referentieverkopen en die geven een waarde aan die bij de normwaarde aansluit of zelfs hoger is. Het probleem voor de verpachters zit hem dus in de systematiek van de inkomstenbelastingheffing, hoge waarde levert hoge fictieve rendementen op. De inkomsten zijn bij reguliere verpachting wettelijk geregeld, daar is niets aan te veranderen, de hoge waarde is ook niet beïnvloeden, die komt niet door de pacht die wordt betaald maar door tal van factoren buiten de directe aanwending in het landbouwbedrijf die prijsvormend zijn.

Box 3 onrechtvaardig
Vrijstelling en een pleidooi voor een lage rendementswaarde van verpachte grond zijn in feite een beroep op onrechtvaardigheid in box 3 en die is er volop. Lang niet alle bestanddelen van particulier vermogen worden belast in box 3 en lang niet iedereen zit er in. Ondernemingsvermogen valt erbuiten, ook vermogen in BV's en in fondsen voor gemene rekening valt erbuiten evenals de eigen woning en de hypotheekschulden. De kerken en natuur- en milieuorganisaties zijn niet belastingplichtig, zij zijn vrijgesteld waar anderen moeten betalen. Onrechtvaardigheden zijn niettemin voor de fiscale rechter geen issue, dat zijn politieke keuzes, dat zal de wetgever moeten oplossen. Of de landbouwsector op de politiek de kaarten moet zetten betwijfel ik. Aangekondigde gedwongen bedrijfsbeëindiging met opkoop via onteigening maken mij voorzichtig met het "afwaarderen" van landbouwgrond. Je moet er niet aan denken dat straks op basis van rendement en rendementswaarde wordt vergoed in plaats van de werkelijke schade.

Uithollen is aantasting
Niettemin is er wel een mogelijkheid voor de verpachters om de belastingdruk te verlichten, met een beroep op hun eigen specifieke situatie. Collectieve actie in deze gaat niet werken. De kansen liggen bij wat door particuliere spaarders is bevochten. De lage of zelfs negatieve rente in combinatie met 1,2% leidt tot uitholling van hun spaarvermogen, dat blijkt onder omstandigheden in strijd te zijn met het EVRM. De rechter heeft schoorvoetend en in beperkt mate geaccepteerd dat als sprake is van een buitensporige last voor een individuele belastingplichtige (het andere inkomen wordt meegenomen, de grootte van het vermogen in beginsel niet!) sprake kan zijn van een schending van artikel 1 eerste protocol van het EVRM. IB box 3 heffing dient in dat specifieke geval achterwege te blijven.

Box 3 is jaarlijkse last, "buitensporig" beoordelen op langere termijn
Hoe zou bij een particuliere verpachter nu sprake kunnen zijn van een "buitensporige last"? Als de verpachter geen of weinig ander inkomen heeft (bijvoorbeeld alleen AOW) en de belasting op verpachte grond leidt tot uitholling van het vermogen dan is ongeacht de grootte van het (overige) vermogen mogelijk sprake van een "buitensporige last" voor die specifieke belastingplichtige. Als er 4% of meer rendement in aanmerking wordt genomen en de pacht is veel lager dan wordt op de hogere normwaarde ingeteerd als er geen of weinig (ander) inkomen is voor de verpachter. Dat is naar mijn oordeel ook op te rekken naar situaties waarbij structureel en langdurig te weinig inkomen uit het vermogen komt door wettelijke regels (pachtrecht) die dat inkomen bepalen.

Er zou naar mijn oordeel zelfs nog meegenomen kunnen worden dat een particuliere verpachter een door EVRM te beschermen (eigendoms)recht heeft om vermogen min of meer intact over te kunnen doen gaan op erfgenamen. Het is de vraag of artikel 1 eerste protocol niet ook strekt tot het belang van een belastingplichtige dat hij vermogen in de familie kan houden dat duurzaam en langdurig in het kader van een landbouwbedrijf wordt aangewend. Dit kan aan de orde zijn bij opvolgers die eerst van de ouders pachten en later van broers en zussen pachten.

Pacht eindigt niet bij overlijden van een verpachter, waarom zou dan een verpachter niet eenzelfde recht kunnen hebben om vermogen dat wordt aangewend in een landbouwbedrijf aan zijn/haar kinderen door te schuiven, daar waar een ondernemer dat recht wel heeft. Voor de IB zou een onder-rendement dat wordt versterkt door belastingclaims moeten leiden tot vermindering van jaarlijkse IB box 3 omdat uitholling in dat geval "buitensporig" is en in een breed kader moet worden bezien.
Hoewel ongelijkheid tussen particulieren enerzijds en aandeelhouders, kerken en stichtingen op zich geen rol spelen is via artikel 1 eerste protocol EVRM dus mogelijk een verdere barst in de botte box 3 heffing aan te brengen.

Tot slot .. niet schieten in eigen voet
Landbouwgrond is waardevol, eigenaren zijn beter voorzichtig met naar beneden praten van de waarde van landbouwgrond. Voorkomen moet worden dat jaarlijks IB voordeel later nadelig uitpakt. Als landbouwers ((pachtende) boeren en verpachters) moeten wijken voor natuur- en milieu dan is volledige schadevergoeding zoals de Onteigeningswet die kent wel het minste dat aan de orde moet zijn. De waarde van landbouwgrond is wat het is, door onteigening onttrekken van kostbare landbouwgrond aan de landbouw is duur de schadevergoeding navenant duur voor de overheid. Dat geldt ook voor de schadevergoeding voor een pachter die pacht verliest door onteigening. Pachter en verpachter moeten schadeloos worden gesteld op basis van de echte waarde, dus bij de pachter moet dure vervangende grond in aanmerking blijven worden genomen. Box 3 naar beneden brengen moet individueel worden bekeken, er liggen kansen, maar wel slim te werk gaan als het even kan…

Laatste nieuws

  • Inkomstenbelasting op box 3 vermogen blijft te hoog, maak bezwaar … Door Wijnkamp Keulers op 22-02-2024

    Nadat de box 3 heffing door de Hoge Raad op 24 december 2021 in strijd met burgerrechten werd geacht en de Hoge Raad de Staat gebood rechtsherstel toe te passen, spitst de tegenstelling tussen fiscus en burgers zich toe op twee aspecten. Moeten ook niet bezwaarmakers worden gecompenseerd en is het door de staatssecretaris geboden rechtsherstel voldoende?

    Het eerste punt loopt nog steeds, het ministerie ligt dwars, de rechter is wederom aan zet. Omdat geprocedeerd wordt binnen de kaders van het bestuursrecht zijn de kansen op succes klein.

    Op het laatste punt heeft ook ons kantoor een procedure gevoerd, bij het Hof is inmiddels het gelijk aan de kant van onze cliënt gebleken. De staatssecretaris ging in cassatie en inmiddels is in onze zaak en nog een paar andere het advies van de advocaat generaal gepubliceerd. Advocaat Generaal Pauwels concludeert tot afwijzing van het cassatieberoep, onze cliënt krijgt dus gelijk. AG Pauwels geeft bovendien de Hoge Raad in overweging uit te werken wat dat rechtsherstel moet inhouden.

    De AG geeft aan dat ook de lagere heffing, die over 2017 tot en met 2021 is opgelegd, onder meer aan diegenen, die bezwaar maakten, opnieuw en nog steeds moet worden getoetst aan het werkelijk behaalde rendement. Als het herstelbesluit, waarop de herziene heffing is gebaseerd, opnieuw leidt tot een fictief rendement dat hoger is dan het werkelijk behaalde rendement, dan is ook het herstelbesluit evenals de oorspronkelijke box 3-heffing in de wet IB onverenigbaar met het EVRM.

    Wat moet worden verstaan onder “werkelijk behaald rendement” is echter niet duidelijk. Vallen koerswinsten of andere waardeveranderingen “op papier” eronder, moet worden gecorrigeerd voor de inflatie, moet het gaan om al het vermogen of moeten vastgoed, aandelen en spaartegoeden worden onderscheiden. Ook is er wat ons betreft de vraag of het doel van het vermogen een rol speelt, met andere woorden, mensen die vermogen aanhouden, omdat ze geen pensioen hebben, hebben die geen recht op (extra) bescherming van het EVRM, omdat de verplichtingen nu eenmaal toenemen bij inflatie en bij pensioenfondsen pensioenverplichtingen wel worden vastgesteld met oprenting en dergelijke.

    Box 3 was al een nachtmerrie voor het Ministerie van Financiën, de problemen zijn niet opgelost met de huidige aanpassingen, als de Hoge Raad tenminste het advies van de AG volgt. Bovendien blijft het Ministerie maar wrijven in de vlek. Eerst hebben zij in 2016 de regeling van massaal bezwaar beperkt. Voorheen gold rechtsherstel ook voor niet bezwaarmakers als het massaal bezwaar werd toegewezen. Sindsdien alleen voor bezwaarmakers. Men zag kennelijk het onheil over box 3 aankomen en wilde de schade beperken. Er is massaal bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB voor box 3. Dat massaal bezwaar zal in de toekomst niet minder worden, met alle gevolgen voor de belastinginning van dien.

    Want een ieder, die meent in box 3 te worden belast (al dan niet op onderdelen van het vermogen) via vastgesteld rendement, dat hoger is dan het daadwerkelijke rendement, doet er goed aan bezwaar te maken. De behandeling van niet-bezwaarmakers door het Ministerie van Financiën en weigeren om teveel geïnde belasting terug te betalen, is wat ons betreft eens maar nooit weer.

    De lopende procedures en de actieve rol die de AG vraagt van de Hoge Raad geven aan dat de Staatssecretaris van Financiën nog steeds niet voldoende acteert… het roer moet om en men verzuimt dat. In plaats van regelgeving, die vooral was gericht op het beperken van het moeten terug betalen van onrechtmatig geïnde belasting, had men regelgeving moeten maken die rechtmatig is voor alle benadeelden. Dat nu de Hoge Raad opnieuw eraan te pas moet komen om het onvermogen van bestuur en wetgever te repareren is eigenlijk opmerkelijk. Want een scheidsrechter die bij ontevredenheid over regels wordt gevraagd om dan zelf maar betere regels te maken loopt het risico dat lang niet alle deelnemers hem onafhankelijk zullen blijven vinden. Wetgever is wetgever, bestuur is bestuur en rechter is rechter. Ik ben benieuwd wat de Hoge Raad gaat beslissen.

    Lees verder
  • Belastingheffing en nieuw kabinet … oude Tweede Kamer regeert door … Door Wijnkamp Keulers op 13-12-2023

    In de nacht van 26 oktober 2023 heeft de oude Tweede Kamer een groot aantal amendementen aangenomen op fiscale wetgeving, waaronder het belastingplan 2024. Er is sprake van forse lastenverhoging voor middengroepen en vooral het MKB, die ver in de toekomst doorwerken. We geven wat voorbeelden. De 30%-regeling voor buitenlandse werknemers wordt ingeperkt, in de geldende vijf jaars-periode wordt het tarief van 30% (1e 20 maanden) afgebouwd naar 20% (2e 20 maanden), naar 10% voor de laatste 20 maanden. Dat betekent dat deze werknemers in Nederland netto veel minder overhouden dan in het ons omringende buitenland. Indiërs, Amerikanen, Engelsen, Oost Europeanen en noem verder maar op gaan echt niet voor Nederland kiezen met deze maatregelen. Ook, vooral Amerikaanse en Britse, aandeelhouders of shadow-bankers gaan hun geld elders in Europa of de VS investeren. De VS haalt, in tegenstelling tot Nederland dat bedrijven de grens over jaagt, deze bedrijven met subsidies en lagere belastingen juist terug. Dat gaan we in Europa en vooral Nederland merken.

    De Tweede Kamer heeft zichzelf inmiddels wijs gemaakt dat DGA’s eigenlijk geen ondernemers zijn, maar als werknemers belast moeten worden. De oppot- en weerstandfunctie van eigen vermogen, vooral belangrijk nu banken weigeren het MKB te financieren en nu beleggers extra worden belast, is niet in aanmerking genomen. Men wil reserves afromen door belastingverhogingen. CDA en VVD zijn er niet meer voor de ondernemers en dat is te merken.

    Voor de DGA heeft de Tweede Kamer nog even snel het kunnen lenen bij de eigen BV extra beperkt. Een DGA, die in 2023 zijn eigen woning met een eerste hypotheek bij de bank heeft gefinancierd en daarop aan het aflossen is en de rest via zijn eigen BV financierde, vist nu achter het net als de bank geen toestemming geeft voor een tweede hypotheek en er per 31 december 2023 meer dan € 700.000 in totaal is geleend. Dat is natuurlijk een hoog bedrag maar alles telt mee, leningen voor kinderen voor hun (studenten)woning, leningen die opvolgers zijn aangegaan om erfbelasting te financieren of een echtscheiding te kunnen financieren, alles telt mee.

    Op 26 oktober jl. is het maximum per 31 december 2024 plotsklaps € 500.000 geworden. Voor leningen uit de eigen BV voor eigen woningen, die voor 2023 zijn gebouwd of verkregen en als de leningen behoorlijk zijn geregeld, geldt dit allemaal niet, hoewel … de Tweede Kamer is behoorlijk losgeslagen, je weet maar nooit wat ze volgend jaar weer verzinnen. DGA’s die boven de € 700.000 met hun rekening-courantschuld en leningen zitten, doen er goed aan dividend uit te keren, het tarief is nu nog 26,9%, dat wordt 33%, zij het dat € 67.000 tegen 24,5% mag worden uitgekeerd. De dividenduitkering telt wel mee voor de inkomensafhankelijke heffingskorting en andere regelingen. Regel nu niet teveel via de kinderen: leningen uit de BV aan de kinderen worden bij de DGA in aanmerking genomen.

    Voor de beleggers in panden is er in 2023 nog gewoon een vast rendement van (voorlopig) 6,17% waarmee wordt gerekend, het tarief stijgt naar 32%, zodat bijna 2% belasting moet worden betaald boven de vrijstelling van (meestal tweemaal) € 57.000. Vanaf 2027 gaat er mogelijk een vermogenswinstbelasting gelden, maar daarover in een later stadium meer. Spaarders zijn nu beter af, het is dus puur fiscaal gezien het beste om waar mogelijk op 1 januari 2024 zoveel mogelijk in spaargeld te hebben.

    Op dit moment wordt onder meer het Belastingplan 2024 in de Eerste Kamer behandeld. Of de Eerste Kamer met een grote BBB-fractie en een afwezige NSC-fractie nog veel zal willen tegenhouden is de vraag.

    Al met al een heftig 2023. Door de staat van ’s Rijks kas en de “state of mind” van onze Tweede Kamer zal het er de komende jaren voor de middenklasse en dan vooral ouderen en ondernemers niet beter op worden. Zet u maar schrap …

    Lees verder
  • Hoe om te gaan met minderwaarde gebouwen veehouderij door milieumaatregelen? Door Wijnkamp Keulers op 23-10-2023

    Tegen de achtergrond van de beëindigingsregelingen voor de veehouderij (LBV en LBV +) is er een aantal fiscale issues geadresseerd door Belastingdienst en landbouwaccountants. De richtlijnen in de vorm van vraag en antwoord geven niet zozeer nieuwe regels, het is meer dat de bestaande regels worden geplaatst tegenover de verliezen, die ontstaan doordat landbouwbedrijven verplichtingen opgelegd krijgen door maatregelen inzake natuur en milieu, volksgezondheid en ruimtelijke ordening. De minderwaarde van de kapitaalgoederen moet worden verwerkt, de fiscus zal een deel van het verlies moeten dragen. Omdat lang niet vanzelfsprekend is, dat alle landbouwaccountants raad weten met de optredende verliezen, ook daar is er gebrek aan agrarische kennis, geven wij u wat handvatten. Let op … de handvatten zijn niet zonder meer toe te passen, raadpleeg een goede agro-fiscalist voor specifiek advies, dat kan wat ons betreft in samenspraak met uw eigen accountant of boekhouder.

    Minderwaarde bedrijfsgebouwen:
    Als er een productiebeperking of productieverbod van kracht wordt, dan verliest een bedrijfsgebouw in beginsel "bedrijfswaarde", omdat door de mindere economische levensduur er onvoldoende opbrengst is om rente, afschrijving en onderhoud volledig te dekken. Voor de hand zou liggen om de afschrijvingen te corrigeren, dus meer en eerder afschrijven over de resterende jaren. Dat is echter niet in overeenstemming met goed koopmansgebruik. In het meest recent openstaande jaar in een keer de boekwaarde verminderen is een betere optie. De Belastingdienst is naar ons oordeel gehouden om mee te werken aan een behoorlijke regeling van het fiscaal (progressie)nadeel, dat kan ontstaan als een last in één inhaaljaar moet worden genomen, maar betrekking heeft op meerdere achterliggende jaren. Als sprake is van restwaarde 0 van gebouwen in eigen gebruik, maar de gebruiksduur niet verandert, dan blijft de afschrijving gelijk en conform het artikel inzake de bodemwaarde van artikel 3.30a wet IB, ook dan kan afwaardering naar lagere bedrijfswaarde plaatsvinden. Een praktische oplossing is dan dat de afwaardering wordt uitgesmeerd over de levensduur, de verstreken jaren worden ingehaald, de toekomstige jaren worden jaarlijks naar evenredigheid als last genomen.

    LBV en LBV+, vergoedingen:
    Het onderscheid tussen een vergoeding van vermogensschade of vergoeding van inkomensschade is voor het fiscaal gevolg belangrijk. Ook het onderscheid tussen bedrijfsmiddelen en andere activa is van groot belang. Bij het verplicht slopen van gebouwen voor veehouderij is de sloopkostenvergoeding te onderscheiden van vergoeding (gefaseerd) voor het verlies van productierechten. Omdat productierechten als een bedrijfsmiddel worden beschouwd, kan deze vermogensschadevergoeding worden ondergebracht in een HIR. Er dient per geval te worden bezien of en hoe de bedrijfswaarde van de gebouwen zich ontwikkelt ten opzichte van de vermogensschadevergoeding, soms kan de last eerder worden genomen dan dat de vergoeding tot de winst moet worden gerekend. Aftrek tegen een hoog tarief en belasten tegen laag tarief kan een kwestie van goed plannen zijn, zo ook tijdig oprichten van een BV.

    Voor sloopkosten kan een voorziening worden gevormd, let op dat de sloopkosten niet al te makkelijk door de Belastingdienst worden geacht meerwaarde van (onder)grond op te leveren. Let ook op BTW-correcties, bij sloop in beginsel geen herziening, bij overbrengen naar privé of verkoop aan een derde mogelijk wel herziening. Omdat bij sloop geen herziening aanwezig wordt geacht, zijn de sloopkosten in beginsel ex BTW ten laste van het resultaat te brengen en is de in rekening gebrachte BTW aftrekbaar.

    Lees verder
  • BV geen rustig bezit Door Wijnkamp Keulers op 18-10-2023

    De nieuwe box 3 regels zijn voor slapende BV's ronduit dramatisch. Omdat in de memorie van toelichting valt te lezen dat box 3 vermogen "geen keuzevermogen" is, valt te vrezen dat DGA's met aandelen in een BV, die geen onderneming meer uitoefent, maar bijvoorbeeld alleen nog beleggingspanden heeft, deze aandelen van box 2 naar box 3 zullen zien gaan. Of er ook fiscale transparantie zal komen, de BV wordt dan als het ware weggedacht en het vermogen wordt aan de DGA in de IB toegerekend, is nog niet te overzien. Als niettemin vervroegd over aandelen moet worden afgerekend in box 2 om vervolgens naar box 3 te gaan, voorzien wij nogal wat problemen voor oudere ex-ondernemers, die vanuit hun beheer-BV inkomen halen voor hun levensonderhoud. Nu al moeten stress tests worden uitgevoerd inzake het fiscaal financiële gevolg bij overlijden van een DGA of diens echtgenoot.

    Is er voldoende cash om de belastingclaims te kunnen betalen, nu en in de toekomst. Vooral de financiële gevolgen bij overlijden van een echtgenoot, die zelf geen aandelen heeft in een BV, waarin geen onderneming zit of geen deelname in dochter-BV met onderneming zit, worden volstrekt onderschat. Doorschuiven kan dan niet, afrekenen over AB winst, vaak ook nog in combinatie van erfbelasting, is een uiterst onprettige verrassing. Dat geldt ook voor de situatie dat de BV eigenlijk is "leeg geleend" door de DGA en er nog een pensioenvoorziening of ODV is. Hebt u een BV met een grote algemene reserve, beleggingspanden en weinig liquiditeit, neem dan nu maatregelen, wacht niet tot het niet meer kan.

    Lees verder
  • Beleggers in stadspanden en vakantiebungalows, zoek de onderneming! Door Wijnkamp Keulers op 17-10-2023

    Beleggers, die in stadspanden hebben geïnvesteerd of in meerdere vakantiebungalows, moeten vrezen voor een grotere belastingdruk in box 3. Met de huidige overgangsregels is de belastingdruk aanzienlijk meer dan voorheen 1,2% over de WOZ-waarde, de leegwaarde-ratio is al beperkt. En ook 10,4% overdrachtsbelasting hakt er flink in. De voorgestelde regels ingaande per 1 januari 2027 beloven niet veel goeds. Niet alleen directe opbrengsten worden belast, ook vermogenswinsten worden belast bij realisatie, (niet uit te sluiten is dat er tussentijds belast gaat worden) en met beperkte verliescompensatie binnen box 3 bij waardevermindering.

    Voor een tweede woning in eigen gebruik (70%) geldt een afwijkende regeling, daar wordt een vast percentage van de WOZ als heffingsmaatstaf genomen en de vermogenswinst aan het einde, bij overlijden, echtscheiding of bij verkoop. De tarieven liggen naar verwachting tussen de 33% en 37%, het forfait voor de tweede woning in eigen gebruik ligt zo rond 4%-5%. Voor de eigen woning verandert er niets, die blijft in box 1, zo lijkt het. Er is voorzien in aftrekbare kosten, welke beperkingen daarop worden aangebracht is niet duidelijk, niettemin voorspelt de historie bij beperking van de kostenaftrek in geval van inkomsten uit arbeid niet veel goeds. Exploitatie in de winst uit ondernemingssfeer lijkt een beter alternatief. Als groepen beleggers zich zouden organiseren in CV's, maatschappen of firma's dan zou box 1 met een step up beginwaarde vanuit box 3 en zonder dat overdrachtsbelasting verschuldigd wordt haalbaar moeten zijn. Let op, fondsen voor gemene rekening of vastgoed in BV's moet naar gekeken worden. Het is niet uit sluiten dat aandelen in onroerend goed lichamen van box 2 naar box 3 gaan en/of vanuit box 1 naar box 3 overgaan. Dat moet geen onplezierige verrassing zijn straks … neem dus maatregelen

    Lees verder
Follow us
email
twitter
facebook